Zijn er voetklachten dan is het nog belangrijker dat de juiste schoen wordt gedragen. De register podoloog adviseert welke schoen het beste gedragen kan worden bij een bepaald type klacht. Hieronder enkele voorbeelden.
Is er sprake van een hallux valgus (scheefstand van de grote teen met een knobbel aan de zijkant) dan is het belangrijk dat er over de knobbel bij de grote teen geen stiksel op de schoen zit omdat een stiksel nooit uitrekt. Het risico hierbij is dat de schoen op deze plaats pijnklachten veroorzaakt. Is de grote teen daarbij ook beperkt in de beweging dan wordt er een schoen met een stijve zool en een goede afwikkeling geadviseerd. De schoen helpt dan mee in de afwikkelfase van het lopen. De schoen neemt dan een stukje functie van de voet over.
Een ander voorbeeld zijn hamertenen. Hier staat het eerste kootje van de teen omhoog en deze komt vaak tegen de bovenkant van de schoen. Op deze plek ontstaat vaak eelt of een pijnlijk likdoorn. Een schoen met een hoge teenbox geeft extra ruimte bij de tenen en kan pijnklachten voorkomen.
Schoenen en steunzolen
Worden er steunzolen gedragen dan is het van belang dat deze goed in de schoen passen. Belangrijk is om de standaard zool uit de schoen te halen. Tegenwoordig is er een ruim aanbod van schoenen waar de standaard zool uit kan. Er zijn zelfs sandalen waar de standaard zool uit kan. Hier kan dan ook een op maat gemaakte steunzool ingelegd worden. Om het maximale resultaat van een steunzool te bereiken is het van belang om goede schoenen te dragen. Als de steunzolen in te slappe schoenen worden gedragen is het effect minder.
Aangepaste schoenen
Soms vragen de klachten om een aanpassing aan de schoen. Er zijn semi-orthopedische schoenen verkrijgbaar. Dit zijn confectie schoenen die extra ruimte bieden, bijvoorbeeld voor een extra dikke steunzool om beenlengte verschil te compenseren. Ook bieden deze schoenen vaak extra ruimte in de omvang. Als er een aanpassing aan een confectie schoen wordt gedaan dan heet dit een OVAC (orthopedische voorziening aan confectie). Denk hierbij aan het feit dat het beenlengte verschil dusdanig groot is dat het verschil in lengte niet in de schoen opgelost kan worden maar er een verhoging onder de schoen geplaatst moet worden. De ruimte in de schoen is namelijk beperkt. Ook kan het afwikkelmoment van de schoen aangepast worden, de afwikkeling kan vertraagd of vervroegd worden. Er wordt dan een afwikkelbalk onder de schoen gemaakt.
Als een steunzool in combinatie met en een goede schoen, semi-orthopedische schoen of een OVAC geen oplossing meer biedt voor de voetklachten en/of voetafwijkingen dan kunnen er orthopedische schoenen aangemeten worden. Dit zijn op maat gemaakte schoenen aangemeten en gemaakt door de orthopedische schoenmaker.
Conclusie
Wat een goede schoen is verschilt per persoon/per voet. Er moet rekening gehouden met de voetmaat en als er voetklachten zijn dan spelen deze ook een rol bij de schoenkeuze. De register podoloog geeft schoenadvies, hij houdt hierbij rekening welke voetklachten er zijn. Ook de voetkundig voetadviseur kan advies geven. De voetkundig voetadviseur werkt vaak in een speciaalzaak. Dit kan een schoenenwinkel zijn met confectie schoenen of een winkel die wandel en/of sportschoenen verkoopt. Bij een steunzool hoort een goede schoen om een optimaal effect te kunnen bereiken.